Verslag 10 maart
Door Steef
De zon schijnt uitbundig als we ons klaarmaken voor vertrek. Dirk vijlt het gat waar het pedaal van de eerste versnelling door gaat wat groter omdat het metaal langs het hout schuurt.
Uit een gebouwtje op het kamp komt plotseling een dikke rookwalm tevoorschijn. Het blijkt dat het water van de camping wordt verwarmd met hout dat waarschijnlijk van het strand komt. Ik loop nog even naar het strand waar de trage golven van het lage tij het strand veranderen in een spiegel.
Van al het natuurschoon zijn de bomen nog het indrukwekkendste. De bloeiende houthandel is verantwoordelijk voor goed onderhouden percelen met hoge gezonde dennenbomen. Rampzaliger is het gesteld met de loofbomen en de uit hun krachten gegroeide struiken. Overal liggen afgebroken takken en omgevallen bomen. Sommige stammen half afgebroken met toch nog een dapper toefje groen. Het is een groot slagveld. Al dat hout komt te zijner tijd na zware regens in de talloze rivieren en uiteindelijk in zee terecht. De bomen die overleven zijn overweldigend in hun grootte en omvang.
Veel vogels hebben we niet gezien. Na bejaagd te zijn door de Maori’s kwamen er ook nog , vanuit Australië , opossums op de eilanden. Het zijn er nu ongeveer 3 miljoen. Ze hebben geen natuurlijke vijanden en roven de nesten van de vogels leeg. Hun enige vijand is het verkeer. We zien ze overal liggen, verpletterd door de autobanden.
Koffie en lunch hebben we weer op de meest mooie plekken. Daarna gaan we weer landinwaarts richting Lake Roturoa.
Onderweg zien we een typisch Maori gebouw. We stoppen en lopen het lege terrein op, er is niemand. We nemen wat foto’s en Dirk en Trudy gaan alvast weer op weg. Dan gaat er een deur open en we worden uitgenodigd om binnen te komen. Een aardige Maori laat het gebouw zien en schenkt een kop thee in. We praten wat over de cultuur maar gaan vrij snel weer op weg om niet te ver achterop te raken.
Deze avond bereiken we All Seasons Holidau Park, waar we tussen betonnen dyno’s ons kamp opslaan.